13 juni 2016 - De hoofddoek in de ring gooien

De hoofddoek in de ring gooien

Tweemaal was de hoofddoek in het nieuws de afgelopen weken. En nee, ditmaal ging het niet om een schreeuwende politicus die ´kopvoddentaks´ wil heffen, maar om twee dames die waren benadeeld wegens het dragen van een hoofddoek: de één was ontslagen en de ander niet aangenomen voor een functie waar zij naar gesolliciteerd had.

Allereerst de zaak van de moslima die had gesolliciteerd als (buiten)griffier bij de rechtbank Rotterdam. Tijdens de sollicitatieprocedure had zij aangegeven ter zitting haar hoofddoek om te willen houden. Dat was voor de rechtbank reden om haar voor de functie te weigeren, wat tot een procedure bij het College voor de Rechten van de Mens (CRvM) leidde. Het verweer van de rechtbank, dat het verbieden van een hoofddoek ter zitting nodig is om onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechtspraak gewaarborgd moet worden, werd door het CRvM terzijde geschoven. Volgens het CRvM worden bevolkingsgroepen op deze manier op voorhand, zonder beoordeling op kwaliteit, gepasseerd. Een griffier zou volgens het CRvM niet tot de rechterlijke macht behoren. De rechtbank heeft in een reactie op het oordeel aangegeven dat de werkzaamheden van de griffiers nu eenmaal verweven zijn met die van de rechter, en dat aan het beginsel van neutraliteit geen afbreuk zal worden gedaan. Het beleid ten aanzien van kledingvoorschriften in de rechtszaal zal ongewijzigd blijven.Dit was niet de eerste keer dat een Nederlandse rechtbank van het CRvM een tik op de vingers krijgt. In 2001 werd al gelijkluidend geoordeeld door de voorloper van het CRvM, de Commissie Gelijke Behandeling ten aanzien van de rechtbank te Zwolle. Ook toen ging het om een (buiten)griffier die een hoofddoek wilde dragen ter zitting. Destijds leidde het oordeel tot Kamervragen waarbij de toenmalige Minister van Justitie het beleid van de rechtbank verdedigde. Of het destijds tot een civiele zaak (tot schadevergoeding) is gekomen weet ik niet. Ik vermoed van niet, omdat het ging om een rechtenstudent die op zoek was naar een bijbaan. Dat is niet het typische profiel van een eiser die bij wijze van spreken ‘tot de Hoge Raad gaat’. Verder is het vaststellen van ongelijke behandeling één ding – een dergelijke vaststelling omzetten in schadevergoeding is een tweede. Over het algemeen zijn schadevergoedingen in gelijke behandelingszaken in Nederland niet hoog te noemen.Enkele dagen na de Rotterdamse zaak kwam in het nieuws dat de advocaat- generaal bij het Europees Hof van Justitie (‘hof’) aan het hof had geadviseerd om een ´neutraliteitsbeleid´ (verbieden van religieuze, politieke en filosofische uitingen op de werkvloer) in principe niet als discriminator aan te merken. Het ging in deze zaak om een werkneemster van beveiligingsbedrijf G4S, die drie jaar bij het bedrijf had gewerkt zonder hoofddoek te dragen en vervolgens eiste voortaan een hoofddoek te kunnen dragen. Dat kwam haar te staan op ontslag. Volgens de advocaat-generaal was er weliswaar sprake van indirecte discriminatie, maar was deze discriminatie gerechtvaardigd door het neutraliteitsbeleid. Opmerkelijk daarbij was dat de advocaat-generaal uitdrukkelijk het ‘corporate image’ en de ‘uitstraling naar de klant’ meeweegt bij de beoordeling of zo’n beleid gerechtvaardigd is:“Zoals Frankrijk in dit verband terecht heeft beklemtoond, is het met name van belang te vermijden dat de door een werkneemster door middel van haar kleding openlijk tentoongespreide politieke, filosofische of religieuze overtuiging door buitenstaanders in verband wordt gebracht met of zelfs wordt toegerekend aan G4S of een door deze onderneming bediende klant.”Ik vind dat wat ver gaan; behoud en bescherming van een imago is een legitiem belang maar het is wat mij betreft niet nodig om daarom het dragen van een hoofddoek te verbieden: wees creatief en ontwikkel een hoofddoek in bedrijfskleuren, zou ik zeggen.

Context
De Nederlandse rechter en het CvRM beoordelen dit soort zaken als een soort tweetrapsraket: directe discriminatie is verboden, en als er sprake is van indirecte discriminatie moet er een legitiem doel zijn en moet het doel passend en noodzakelijk zijn. Bij de rechtbank Rotterdam geldt dat het eenieder verboden is om door middel van symbolen (zoals een hoofddoek of een kruisje) uiting te geven aan levensovertuiging. Om die reden was er geen sprake van uitsluiting van moslims en daarmee geen sprake van directe discriminatie. Het ging hier om een vorm van indirecte discriminatie en de rechtvaardiging van de rechtbank daarvoor: het CRvM vond het doel (onpartijdigheid van de rechtspraak waarborgen) legitiem maar vond het niet noodzakelijk om de moslima te verbieden een hoofddoek te dragen. De advocaat-generaal van het Hof van Justitie moest zich ook een oordeel vormen over indirecte discriminatie en zag in het streven naar neutraliteit een rechtvaardiging van het gemaakte onderscheid dat bovendien passend en noodzakelijk was. Zij gaf wel aan, meer in het algemeen, dat het in zaken zoals deze aan nationale instanties is om een eigen oordeel moeten vormen, rekening houdend met de grootte van het religieuze teken en de mate waarin het opvalt, de aard van de activiteiten van de betrokken werkneemster, de context waarin zij deze activiteiten dient uit te voeren, en de nationale identiteit van de betrokken lidstaat. Dat geeft nationale instanties zoals het CRvM en de rechtbanken natuurlijk de nodige ruimte om te manoeuvreren.

Conclusie

Kunnen moslima´s de hoofddoek nu wel in de ring gooien? Nee, ik denk het niet. Het advies van de advocaat generaal (gesteld dat het wordt overgenomen door het Hof van Justitie) betekent niet dat het Nederlandse bedrijfsleven nu enkel met verwijzing naar een bedrijfsreglement het dragen van een hoofddoek op de werkvloer kan verbieden, met name omdat de advocaat generaal de aangesloten landen de ruimte laat om zelf te toetsen of een neutraliteitsargument in een specifieke situatie voldoende reden is om een hoofddoekje te verbieden. Ik kan me in dit verband niet voorstellen dat het CRvM na dit oordeel ‘om’ gaat en voortaan een verbod op religieuze uitingen op de werkvloer op basis van een neutraliteitsbeleid zomaar goedkeurt. Dat zou een koerswijziging van 180 graden betekenen. Het CRvM is zelf niet positief over de mogelijke gevolgen van het advies van de advocaat-generaal.Moslima’s die een hoofddoek plegen te dragen en de positie van (buiten)griffier ambiëren zou ik wel adviseren om zich nog eens te heroriënteren op de beroepskeuze. De rechterlijke macht zal haar beleid om dit punt namelijk niet gaan wijzingen. Wat rest is een gang naar de civiele rechter – waar je als eisende partij overigens wel mag verschijnen met een hoofddoek.