Uitspraak van de week: "Wanneer telt een vergoeding mee voor het loon dat doorbetaald moet worden tijdens ziekte"?
Onder meer deze vraag moest beantwoord worden door het hof Den Haag in een procedure tussen een medewerker op een schip en Acta Jifmar. De medewerker werkte volgens een vast schema van ‘vier weken op, vier weken af’. Hij was vier weken op zee en vervolgens vier weken vrij. De medewerker ontving vanaf de eerste dag dat hij op zee was zijn reguliere loon. De laatste dag van de zeereis, hetgeen ook de dag is waarop de medewerker naar huis reist, was de eerste verlofdag. De medewerker ontving een reisdagvergoeding van EUR 450 bruto. Dit bedrag diende als compensatie voor de kosten die de heen- en terugreis met zich mee brengt en het feit dat de laatste zeedag al als eerste verlofdag werd beschouwd.
De medewerker wordt ziek. Acta stopt met betaling van de reisdagvergoeding, met als onderbouwing dat de medewerker niet meer hoeft te reizen en er ook geen verlofdag meer wordt afgeschreven bij de laatste zeedag – hij werkt immers niet meer op zee tijdens ziekte. De medewerker is het hier niet mee eens en stelt zich op het standpunt dat de reisdagvergoeding kwalificeert als loon dat op grond van artikel 7:629 BW en doorbetaald moet worden tijdens ziekte.
De medewerker krijgt gelijk van het hof. De reisdagvergoeding wordt betaald als vergoeding voor de heen- en terugreis naar het schip. Op beide dagen – eerste en laatste dag – moet de medewerker echter ook werkzaamheden op het schip verrichten. De laatste dag geldt ook als verlofdag, terwijl de medewerker deze dag dus niet geheel vrij kan invullen, zo constateert het hof. De reisdagvergoeding wordt daarmee betaald op dagen waarop van de medewerker verwacht wordt dat hij arbeid verricht. Voor het hof is dit, in combinatie met de constatering dat de vergoeding gebruteerd wordt, voldoende om de vergoeding als loon te kwalificeren en niet als ‘zuivere onkostenvergoeding’. Dat er geen verlofdag wordt afgeschreven tijdens ziekte, maakte voor het hof geen verschil.
Het leverde de medewerker een bedrag van EUR 4.630 bruto op aangezien hij gemiddeld 6.5 reizen maakte per jaar.
De vergoeding telde overigens ook mee voor de berekening van de transitievergoeding.
Zuivere onkostenvergoedingen mogen gestopt worden tijdens ziekte. Het is wel verstandig om daar beleid over te maken, zodat er geen willekeur ontstaat en medewerkers zich op verworven rechten kunnen beroepen. Vergoedingen die kwalificeren als loon, moeten doorbetaald worden tijdens ziekte.
Lees de volledige uitspraak hier.