25 mei 2020 - AG bij het HvJ adresseert de definitie van ‘adres’

AG bij het HvJ adresseert de definitie van ‘adres’

Twee namen die niet onbekend zullen zijn voor de gemiddelde IE-advocaat: YouTube LLC en Constantin Film Verleih GmbH, bevinden zich op dit moment bij het Hof van Justitie in Luxemburg met een vrij fundamenteel meningsverschil. Het betreft de interpretatie van art. 8 lid 2 sub a van de Handhavingsrichtlijn, waarin is bepaald dat IE rechthebbenden tijdens een gerechtelijke procedure recht hebben op verstrekking van de naam en het adres van een inbreukmaker. De vraag die voorligt is of e-mailadressen, IP-adressen en telefoonnummers onder “naam en adres” vallen.  Terwijl het definitieve oordeel van het hof nog op zich laat wachten, heeft advocaat-generaal Saugmandsgaard Øe op 2 april 2020 zijn visie op deze kwestie gegeven.

Feiten
Eerst even kort de feiten van de zaak. In 2013 en 2014 zijn op YouTube de films Parker en Scary movie 5 geplaatst. Dit is zonder toestemming van Constantin gebeurd, terwijl zij over de exclusieve gebruiksrechten beschikt. De films werden uiteindelijk offline gehaald, maar niet voordat ze samen opgeteld 55.700 keer bekeken waren. Constantin wilde de uploader van de films aanspreken en heeft YouTube verzocht om, naast de naam en het adres, het telefoonnummer, e-mail- en IP-adres van de gebruiker te verstrekken. YouTube weigerde om deze gegevens te verstrekken, en stelde zich op het standpunt dat dit geen ‘adressen’ in de zin van artikel 8 van de Handhavingsrichtlijn zijn. De vraag of art. 8 van de Handhavingsrichtlijn ook ziet op e-mailadressen, telefoonnummers en IP-adressen kwam via het Bundesgerichtshof terecht op het bureau van het HvJ-EU.

Overwegingen AG
De AG stelt voorop dat het begrip “namen en adressen” een unierechtelijk begrip is en dus autonoom en uniform dient te worden uitgelegd. Onder verwijzing naar eerdere arresten concludeert hij vervolgens dat in het geval dat er in de wetgeving geen definitie van een begrip is opgenomen, de reikwijdte dient te worden bepaald aan de hand van “in de omgangstaal gebruikelijke betekenis met inachtneming van de context”. Deze in omgangstaal gebruikelijke betekenis vindt de AG in het woordenboek van de Académie Française. Een adres is een “aanduiding van de plaats waar iemand kan worden bereikt”. Dit sluit volgens de AG  e-mail- en IP-adressen uit. Daarnaast stelt hij vast dat een telefoonnummer in geen enkele context een naam of adres is en dus onmogelijk onder die begrippen kan vallen. De AG gaat nog wel nader in op e-mail en IP-adressen. Allereerst merkt hij op dat waar er in de EU-wetgeving naar e-mail en IP-adressen wordt verwezen, dit expliciet wordt gedaan, en dat dit in de Handhavingsrichtlijn niet is gebeurd. Daarna kijkt hij naar een historische uitleg van de richtlijn, waaruit blijkt dat de Commissie bij de totstandkoming van de richtlijn niet heeft verwezen naar e-mail of IP-adressen. Vervolgens reageert de AG op het teleologische argument dat Constantin heeft aangevoerd, namelijk dat het doel van het artikel is om de rechthebbende in staat te stellen om de relevante personen te identificeren. Als een inbreuk plaatsvindt op een nieuw medium, dan rechtvaardigt het doel een dynamische interpretatie van de bepaling, aldus Constantin. Dit argument houdt volgens Saugmandsgaard Øe geen stand. Het stond de wetgever namelijk vrij om het artikel veel ruimer in te richten, maar dat deed de wetgever niet. Die is expliciet specifiek geweest in de bewoording. Bovendien moet volgens de AG in acht gehouden worden dat de richtlijn een balans probeert te behouden tussen verschillende rechten en dus niet alleen die van de houders van IE-rechten. Het ligt niet in het mandaat van de rechter om in dit geval afbreuk te doen aan deze door de wetgever opgestelde balans. Zijn conclusie is dus dat e-mail, IP-adressen en telefoonnummers niet onder art. 8 van de Handhavingsrichtlijn vallen, en dus niet aan Constantin hoeven te worden verstrekt.

Vragen
De vraag is of een dergelijke strikte interpretatie gerechtvaardigd is.

Is met de opkomst van het internet in het algemeen en YouTube specifiek de positie van houders van IE-rechten niet al verwaterd? Een dynamische interpretatie zou juist de balans kunnen herstellen. Op YouTube is het invullen van een fysiek adres niet nodig bij het maken van een account. Daarnaast maken veel uploaders op YouTube gebruik van een pseudoniem, waar een rechthebbende niet veel mee kan. En kan in de context van het beschermen van het auteursrecht in een digitale omgeving, een IP of e-mailadres niet juist gezien worden als een plaats waar je iemand kan vinden of bereiken? En hoezo wordt de definitie van adres uit het woordenboek van de Académie Française gebruikt en kijkt de AG niet naar een ander woordenboek?  Merriam-Webster geeft bijvoorbeeld “a place where a person or organization may be communicated with” als definitie. Daar zou in ieder geval een e-mailadres wel onder vallen.

Er zitten dus flink wat gaten in de redenering van de AG. Het is te hopen dat het Hof afwijkt van dit advies en de begrippen wel teleologisch zal interpreteren om het door de wetgeving bereikte evenwicht van rechten in stand te houden. Een ruimere uitleg van het begrip ‘naam en adres’ zou voorkomen dat het recht op informatie in ons digitale heden een dode letter uit een analoog verleden wordt.

Maxim IJsebrands