11 april 2018 - Marnix van den Bergh

Boetes in contracten: de rechter mag matigen, maar doet dat niet snel!

Wat is een boetebeding?

In commerciële contracten komen boetebedingen vaak voor. Een boetebeding is een bepaling in het contract waarin partijen afspreken dat bij het niet nakomen van een verplichting een (vaak niet malse) boete verschuldigd is.

De contractuele boete kan twee functies hebben. Enerzijds kan met de contractuele boete de hoogte van de schadevergoeding worden vastgelegd, de zogenaamde “schade-fixerende functie”. Zo kan worden voorkomen dat contractspartijen jarenlang soebatten over de hoogte van de schade ontstaan door het niet nakomen van de overeenkomst. Anderzijds wordt de schuldenaar geprikkeld om de overeenkomst na te komen, “de aansporingsfunctie”. Het vooruitzicht van een boete is dermate onaantrekkelijk dat de wederpartij het niet in het hoofd zal halen om het verbod te overtreden.

Tussen partijen geldt contractsvrijheid; zij mogen afspreken wat zij willen. Bij overtreding zal de rechter de afgesproken boete dus in beginsel moeten toewijzen. De rechter heeft echter ook een wettelijke bevoegdheid om zo’n boete te matigen wanneer “de billijkheid dit klaarblijkelijk eist”.

Wanneer zal de rechter de hoogte van de boete matigen?

Onlangs heeft de Hoge Raad zich weer gebogen over de vraag wanneer de rechter van zijn bevoegdheid gebruik kan maken om over te gaan tot matiging van een contractuele boete.

Kort gezegd ging de zaak over een exclusieve samenwerkingsovereenkomst, gesloten door een uitzendbureau en een payrollorganisatie. De exclusieve samenwerkingsovereenkomst houdt in dat werknemers niet via een andere organisatie dan het uitzendbureau arbeid mochten verrichten. In de overeenkomst is een boetebeding opgenomen. Wanneer één van de bedingen wordt overtreden, zou de payrollorganisatie een boete verbeuren van € 20.000 per overtreding, vermeerderd met € 5000 voor elke dag dat de overtreding voortduurt. In totaal vordert het uitzendbureau boetes van € 1.230.000. Zowel de rechtbank als het Hof matigen de boete. De rechtbank matigt de boete tot € 26.500 en het Hof tot € 21.150.

De Hoge Raad is van oordeel dat de rechter pas kan overgaan tot het matigen van een boete, als toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Bij de beoordeling wordt gekeken naar de omstandigheden van het geval. Hierbij wordt gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het beding is ingeroepen. De Hoge Raad sluit met deze overwegingen aan bij een eerder gewezen arrest van 27 april 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AZ6638).

Het oordeel van het Hof wordt door de Hoge Raad in stand gelaten. De Hoge Raad heeft hierbij verschillende omstandigheden van belang geacht:

I. het uitzendbureau heeft de overeenkomst opgesteld en de hoogte van de boetes bepaald. Partijen hebben hier niet over onderhandeld;
II. het uitzendbureau heeft niet aangegeven op grond waarvan zij de hoogte van de boetes heeft bepaald;
III. de verbeurde boetes zijn buitensporig hoog in verhouding tot de werkelijk geleden schade;
IV. de overtredingen door de payrollorganisatie betreffen slechts enkele incidenten aan het begin van de contractperiode. Na deze incidenten hebben geen overtredingen meer plaatsgehad; en
V. het is de bedoeling van de overeenkomst om het uitzendbureau tegen concurrentie te beschermen en de beboete handelingen hebben niet tot klantverlies geleid.

Vanwege bovenstaande omstandigheden komt de Hoge Raad hier tot zijn oordeel dat de boete kan worden gematigd.

Conclusie

Voor de praktijk moet er vanuit worden gegaan dat matiging van boetes nog altijd uitzondering is. De voorwaarden daarvoor zijn onveranderd streng.

Wie zich committeert aan het betalen van een forse boete bij overtreding van een contractuele afspraak, moet zich dus realiseren dat de rechter niet snel te hulp zal schieten.