Hof Den Bosch bevestigt verbod op bestrijdingsmiddelen voor lelieteelt in woonwijk
In een zeer doortimmerd en principieel arrest heeft het Hof Den Bosch een door de voorzieningenrechter opgelegd verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen op een lelieveld in een woonwijk in stand gehouden. Marijn Kingma stond de omwonenden van het lelieveld bij.
Net als de voorzieningenrechter komt het hof tot de conclusie dat de toelatingsprocedure voor bestrijdingsmiddelen omissies bevat: er wordt geen onderzoek gedaan naar de risico’s op neurodegeneratieve ziekten en ontwikkelingsstoornissen bij kinderen, en dit zou wel moeten gebeuren. Daarnaast stelt het hof vast dat de Nederlandse wetgever artikel 12 van de Richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden onvolledig heeft geïmplementeerd. In die richtlijn staat dat lidstaten het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de buurt van kwetsbare groepen (waaronder kinderen en ouderen) moet minimaliseren of verbieden. De Nederlandse overheid heeft deze bepaling niet in wetgeving opgenomen, waardoor omwonenden dus onvoldoende beschermd worden.
Het hof is dus heel kritisch op het Nederlandse overheidsbeleid (of: het gebrek aan beleid) op het gebied van bestrijdingsmiddelen. Het hof weegt dat vervolgens mee in de beoordeling van de vraag of de teler onrechtmatig handelt. Dat leidt tot het oordeel dat de teler, vanwege het gebrek aan een gedegen onderzoek naar de risico’s van blootstelling aan bestrijdingsmiddelen, een bijzondere zorgplicht heeft ten aanzien van de omwonenden. Door lelies te telen in een woonwijk, waar ook jonge kinderen wonen, schendt de teler die zorgplicht. Daarom vindt het hof het gerechtvaardigd om de teler te verbieden om bestrijdingsmiddelen op lelies te gebruiken. Het verbod geldt tot en met het jaar 2028. In de tussentijd zijn er mogelijk nieuwe ontwikkelingen door nieuw onderzoek of nieuwe regelgeving. Zo niet, geeft dit partijen de kans om – indien nodig – een bodemprocedure te voeren.
Lees het persbericht van het hof en het arrest hier.