16 maart 2018 - Leerwerkplekkenbemiddelaar Logidex werkgever van MBO-leerlingen?

Leerwerkplekkenbemiddelaar Logidex werkgever van MBO-leerlingen?

In een recente uitspraak buigt het Hof Amsterdam zich over de belangrijkste kwalificatievraag in het arbeidsrecht: wel of geen arbeidsovereenkomst? Het Hof komt tot het oordeel dat de leeraspecten van de door Logidex geplaatste leerlingen zo zwaar wegen, dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst en daarmee, in dit geval, ook niet van een uitzendovereenkomst. Het hof concludeert dan ook dat Logidex niet als een uitzendonderneming is aan te merken.

Wat speelde er?

Partijen in de zaak zijn Logidex en de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU). Leerwerkplekken bemiddelaar Logidex heeft als doelstelling MBO-leerlingen te plaatsen bij leerbedrijven. De SNCU heeft onder meer tot taak toe te zien op een correcte naleving van de cao voor Uitzendkrachten en de cao Sociaal Fonds voor de Uitzendbranche door werkgevers in de uitzendbranche (hierna: de cao’s). SNCU is behoorlijk proactief in het benaderen van werkgevers die mogelijk onder de cao’s zouden vallen hetgeen geregeld tot procedures leidt. Zo ook met Logidex. Standpunt van SNCU is dat Logidex onder het bereik van deze cao’s valt, omdat de overeenkomst tussen Logidex en de leerlingen een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW is. Het betreft dus een wat atypische zaak in het arbeidsrecht. Waar het doorgaans de werknemer is die een arbeidsovereenkomst claimt bij zijn/haar werkgever, gaat deze zaak tussen twee ondernemingen die ‘over de rug van’ leerlingen uitvechten hoe de overeenkomst tussen de leerlingen en Logidex gekwalificeerd moet worden. De leerlingen zijn zelf geen partij.

Arbeidsovereenkomst of stageovereenkomst?

Logidex betwist dat de desbetreffende overeenkomsten kwalificeren als uitzend- of arbeidsovereenkomst. Volgens Logidex is zij geen uitzendonderneming, maar slechts een bemiddelingsbedrijf dat leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs helpt bij het vinden van leerwerkplekken bij bedrijven in de logistieke sector. De overeenkomsten zijn ‘stageovereenkomsten’, aldus Logidex. Een opvallend standpunt; op de door Logidex opstelde overeenkomsten stond nadrukkelijk vermeld dat het een arbeidsovereenkomst betreft.

Verloop van de procedure

In eerste en tweede aanleg wordt SNCU door respectievelijk de Kantonrechter Rotterdam en het Hof Den Haag in het gelijk gesteld. De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar het Hof Amsterdam. Volgens de Hoge Raad heeft het Hof onvoldoende inzicht gegeven in zijn gedachtegang waarom hij gelet op alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien, tot het oordeel is gekomen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en niet van een stageovereenkomst. Het Hof Amsterdam kreeg van de Hoge Raad een duidelijke instructie mee welke omstandigheden meegewogen zouden moeten worden in de beoordeling.

Conclusie Hof Amsterdam

Na verwijzing door de Hoge Raad komt het Hof Amsterdam tot het oordeel dat de leeraspecten binnen de verhouding tussen Logidex en de leerlingen zo zwaar wegen dat de overeenkomst tussen hen niet kwalificeert als arbeidsovereenkomst. De omstandigheden die daarbij onder meer een zwaarwegende rol spelen, zijn volgens het Hof de volgende:

• het initiatief van de plaatsing van de leerlingen gaat van de onderwijsinstelling uit, niet van de leerbedrijven;
• de onderwijsinstellingen bepalen welke bedrijven als leerbedrijf wordt toegelaten;
• de werkzaamheden vinden plaats in het kader van een voor het behalen van het MBO-diploma verplichte stage van een
leerling bij een leerbedrijf;
• docenten van een onderwijsinstelling zijn binnen het leerbedrijf aanwezig
• de onderwijsinstelling kan een leerling overplaatsen binnen een leerbedrijf of naar een ander leerbedrijf; en
• de onderwijsinstelling kan de plaatsing van een leerling bij een leerbedrijf beëindigen.

Na ruim zeven jaar procederen trekt Logidex aan het langste eind. Wat opvalt is dat Logidex in het gelijk wordt gesteld dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst terwijl ze de overeenkomst wel als zodanig benoemde. De uitspraak is daarmee een bevestiging dat de beoordeling van de vraag of een overeenkomst gekwalificeerd kan worden als een arbeidsovereenkomst, ‘holistisch’ benaderd dient te worden. Dat houdt in dat bij die beoordeling acht geslagen moet worden op alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien, alsmede op waar de bedoeling van de partijen met het sluiten van de overeenkomst op is gericht en tot slot op de feitelijke uitvoering van de overeenkomst.

Meer weten over het onderwerp, neem dan contact op met Ilaha Muhseni van onze arbeidsrechtsectie.