18 april 2018 - Paul Jongen

Schat, wil je even tekenen? Oftewel de noodzaak van een gesprek aan de keukentafel over het meetekenen van borgstellingen

Of toestemming van echtgenoten/partners vereist is voor bepaalde rechtshandelingen zoals borgstellingen door privépersonen, ook als die op zakelijk terrein plaatsvinden, is niet altijd duidelijk, zoals uit het onderstaande blijkt.

Stel je bent een accountant die zich na jaren ploeteren mag inkopen in de maatschap. Je richt een holding B.V. en een werkmaatschappij B.V. op. De laatste wordt partner en gaat de werkzaamheden uitoefenen. Het voor de inkoop benodigde bedrag leent de werkmaatschappij bij de bank. De bank wil echter zekerheid voor terugbetaling en vraagt de accountant in privé als borg mee te tekenen.

Een aantal jaren later gaat het mis met de maatschap. De bank eist de lening op bij de borg. Die trekt dan een lange neus en wijst op art 1:88 BW. Dat artikel vereist voor overeenkomsten die ertoe strekken dat iemand zich, anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf, als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, voor een derde sterk maakt, of voor een schuld van een derde verbindt, de toestemming van zijn/haar echtgeno(o)(te) (geregistreerd partner). Ontbreekt die toestemming dan kan de borgstelling door de andere echtgenoot vernietigd worden. Dat gebeurt hier ook. Nu is er op het toestemmingsvereiste wel een uitzondering in lid 5 van het betreffende artikel, en daar deed de bank dan ook een beroep op. Toestemming is niet noodzakelijk indien de borgtocht door de echtgenoot is verricht als bestuurder-meerderheidsaandeelhouder van de betrokken vennootschap ten behoeve van de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf.

Valt het lenen van de bank door de werkmaatschappij binnen de normale bedrijfsuitoefening van de werkmaatschappij en was daarom geen toestemming nodig? Het Hof Arnhem-Leeuwarden vond vorig jaar van niet. De rechter nam als uitgangspunt dat financiering van de inkoop in de maatschap niet behoort tot de normale kenmerkende bedrijfsuitoefening van de werkmaatschappij, namelijk het uitoefenen van dienstverlening op het gebied van accountancy. Dat de werkmaatschappij nu net was opgericht om het krediet aan te trekken en zich in te kopen was kennelijk niet relevant. Een borgstelling voor financiering van operationele activiteiten was overigens wel onder de uitzondering gevallen. De accountant komt zo privé met de schrik vrij. Toch was dit vooraf geen 100% zekere uitkomst. De rechtspraak op dit punt loopt nogal uiteen en de uitspraak is ook bekritiseerd. Wel geldt als uitgangspunt van de Hoge Raad dat ter bescherming van het gezin de hierboven vermelde uitzonderingsbepaling restrictief moet worden uitgelegd. Dat betekent dat je niet snel onder het goedkeuringsvereiste uitkomt.

Dus luidt het advies, althans vanuit het gezichtspunt van de geldverstrekker: de borg, ook al is hij bestuurder/meerderheidsaandeelhouder van een B.V., zal zijn partner om toestemming moeten vragen.