28 december 2018 - Vijfmaal diefstal op het werk

Vijfmaal diefstal op het werk

Vijfmaal diefstal op het werk

Het jaar 2018 sluit ik graag goed af met een overzicht van vijf geslaagde ontslagzaken: vijfmaal een ontslag op staande voet wegens diefstal. Vijfmaal houdt het ontslag ook in hoger beroep stand. Leest u even mee?

Greep uit de kas bij New York Pizza
Allereerst een shiftleader van New York Pizza. New York Pizza vermoedde dat zich onregelmatigheden voordeden en plaatste verborgen camera’s. Op de beelden is te zien dat de werknemer ontvangen geld niet in de computer registreert en geld uitdeelt aan andere werknemers. Daarop volgde een drie uur durend interview van de werknemer, afgenomen door een bedrijfsrecherchebureau. Ontslag op staande voet volgt. De kantonrechter en het hof laten het ontslag op staande voet in stand. Ook wordt de vorderingen van New York Pizza tot vergoeding van bijna EUR 16.441,25,– aan onderzoekskosten en een post schadevergoeding van ruim EUR 8.000,– toegewezen.

Diefstal bedrijfstelefoon
Dan een diefstal van een bedrijfstelefoon. Een werknemer mist haar telefoon en laat een collega naar het nummer bellen. Er wordt niet opgenomen. Onderzoek volgt, waarbij de GPS-data van de telefoon wordt gekoppeld aan de GPS-data van de auto. Dat doet de werkgever zelfstandig, zonder inschakeling van een recherchebureau. Zowel een medewerker van de werkgever als de politie doorzoeken verder de auto van de werknemer. De telefoon wordt niet gevonden. Op basis de beschikbare GPS-data en de van deze data afwijkende verklaring van de werknemer (die zou zich ergens anders hebben bevonden dan zijn auto) concluderen zowel de kantonrechter en het hof dat de telefoon vanaf het moment waarop de telefoon is kwijtgeraakt tot het moment van afgifte van het laatste GPS-signaal in de auto van de werknemer heeft moeten liggen, en dat bewezen is dat hij de telefoon heeft ontvreemd. Het verweer van de werknemer dat iemand hem een hak zou hebben willen zetten, wordt gepasseerd. Daar is geen motief voor naar voren gebracht en bovendien was de telefoon dan wel wat meer in het zicht in de auto geplaatst. De werkgever had in deze zaak geen vordering wegens schadevergoeding of (interne) onderzoekskosten ingediend. Dat had mij op zich wel mogelijk geleken.

Kassamedewerker legt geld op een ‘veilige’ plaats (zijn broekzak)
In deze zaak ging het om een kassamedewerker die in september 2017 op de kassa een bestelling annuleerde maar de producten wél aan de klant meegaf. Daarmee geconfronteerd door zijn manager, haalde de werknemer het geld uit zijn broekzak (!) om de bestelling te betalen. Aan de gast kon het wisselgeld niet worden teruggegeven. Bij de werkgever gelden zgn. ‘Financiële Richtlijnen’ op basis waarvan het geld zoals ontvangen van een klant op de kassa moet blijven liggen totdat de gast zijn wisselgeld heeft ontvangen. Letterlijk staat er verder in deze richtlijnen: “Noem het bedrag dat de gast terugkrijgt en tel duidelijk hoorbaar terug voor de gast. De kassa dient na het voltooien van de kassahandeling direct te worden gesloten.” Even verderop staat: “Er wordt geen fooi geaccepteerd. Indien de gast zijn waardering uit om fooi te geven dient de kassamedewerker de fooi indien aanwezig te deponeren in donatie box.”
De werknemer wordt op staande voet ontslagen wegens overtreding van deze richtlijnen, het annuleren van de bestelling terwijl de bestelling wel was meegegeven én het feit dat hij vermoedelijk het geld zelf had willen houden indien zijn manager hem niet had aangesproken.
De werknemer voert verweer: hij zou nooit kennis hebben genomen van de Financiële Richtlijnen en hij wilde het geld op een veilige plaats bewaren – namelijk in zijn broekzak – totdat de kassaprocedure zou zijn voltooid. Voor de ontvangst van de richtlijnen had de werknemer echter getekend. Over het in de zak steken van het geld stelt het hof: “…maar (de werknemer, MT) miskent daarmee dat dit voor zijn werkgever geen geloofwaardige verklaring kan zijn.”

Verkoop van oud ijzer
In deze zaak ging het om een werknemer die in dienst was als monteur. Bij het verrichten van werkzaamheden voor klanten komt met regelmaat restmateriaal retour. De werkgever beoordeelt dan of de restmaterialen voor hergebruik geschikt zijn of afgevoerd moeten worden. Op de zaterdagochtend van 20 juli 2013 is een vrachtwagen van de werkgever kort vermist geweest. Gebleken is dat deze bij een metaalhandel is geweest waarmee de werkgever geen banden heeft. Uit onderzoek blijkt dat in de periode 2011 tot 2013 medewerkers van de werkgever meer dan 100 keer met vrachtwagens naar metaalhandelaren zijn geweest en aan hen oud ijzer hebben verkocht. De werknemer in deze ontslagzaak is één van deze medewerkers.
De werknemer voert als verweer dat er sprake was van een gedoogbeleid, inhoudende dat de werkgever toestond dat medewerkers oud ijzer voor eigen gewin verkochten. Na het horen van getuigen wordt duidelijk dat van gedoogbeleid geen sprake was, maar dat wél werd toegestaan dat de opbrengsten van de verkoop van oud ijzer werden gebruikt voor het gezamenlijk vieren van verjaardagen van medewerkers. Het ontslag op staande voet houdt stand. De werknemer moet bovendien gefixeerde schadevergoeding ad EUR 11.561,94 betalen en het erkende bedrag van EUR 38,– dat hij heeft gekregen voor het oud ijzer.
De werkgever vorderde in deze zaak onderzoekskosten (zowel van een externe rechercheur als interne kosten), maar omdat de totale kosten (EUR 21.434,12 ex BTW) simpelweg waren omgeslagen over de ontslagen medewerkers werden deze kosten door het hof niet toegewezen. Onder meer was onvoldoende komen vast te staan welk gedeelte van de kosten konden worden toegerekend aan de werknemer.

Meenemen parfumflesjes
Dit betrof een filiaalmanager van ICI Paris. Op enig moment waren er verschillen op de balans van het filiaal, waardoor bij de werkgever het vermoeden rees dat er goederen door het personeel waren weggenomen. Vervolgens zijn verborgen camera’s in het filiaal geplaatst. Uit die beelden blijkt dat de werknemer op drie momenten parfumflesjes in haar tas stopt en naar buiten loopt.
Binnen ICI Paris geldt beleid op het punt van aankopen van bedrijfsgoederen. Zo is onder meer bepaald dat een werknemer die het pand wil verlaten, dit bij zijn manager aangeeft. Daarna controleert de manager de aangekochte goederen en overige eigendommen. Om bij het verlaten van het pand misverstanden te voorkomen dient een werknemer bij binnenkomst aan te geven of hij of zij producten bij zich heeft die ook door het filiaal verkocht worden. Ook is bepaald dat (onder meer) diefstal een reden voor ontslag op staande voet is.
De werknemer wordt ontslagen, wederom (zie ook de zaak van de kassamedewerker) wegens het niet naleven van interne regels en het onrechtmatig toeëigenen van goederen.
De werknemer voert een aantal in de praktijk veel voorkomende verweren. De ontslagbrief zou zij niet hebben ontvangen en het ontslag zou pas op 31 juli 2018 hebben plaatsgevonden, terwijl de werkgever al op 6 juli 2017 met de camerabeelden bekend was geworden, met andere woorden: het ontslag is niet onverwijld gegeven, wat wél een vereiste is voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet. De brief was echter volgens de ‘track and trace’-informatie van PostNL weliswaar bezorgd, maar niet aangenomen op het adres van de werknemer. Veder zijn de camerabeelden pas op 24 juli 2017 voor het eerst door de werkgever bekeken. Daarna volgde een intern onderzoek: bestuderen van de administratie van het filiaal, horen van de werknemer en vervolgens (nadat de werknemer enkele dagen vrij was geweest) een ontslag op staande voet. Dat was voldoende voortvarend waardoor het ontslag onverwijld is gegeven.
Ook voert de werknemer een verweer dat doet denken aan het verweer van de kassamedewerker: de parfumflesjes die ze had meegenomen wilde ze bezorgen bij een ander filiaal waar ze nodig waren. In de woorden van het hof: allerminst overtuigend.

In deze zaak zijn geen onderzoekskosten gevorderd, terwijl ICI Paris wel een exerne onderzoeker (bedrijfsrechercheur) had ingeschakeld.

Tips – feitenonderzoek, voortvarend handelen en onderzoekskosten verhalen
In alle vijf de uitspraken komt het beeld naar voren van een werkgever die goed feitenonderzoek doet en voortvarend handelt. Het verrichten van goed onderzoek is essentieel bij het doorvoeren van een ontslag op staande voet wegens diefstal. Een rechter zal er geen genoegen mee nemen dat ‘aannemelijk is gemaakt’ dat een werknemer heeft gestolen. Vandaar dat in dit soort zaken regelmatig een onderzoeksbureau betrokken wordt. De kosten van zo’n bureau worden niet altijd gevorderd, en ook niet altijd toegewezen wanneer ze wel worden gevorderd. Er zijn wel enkele voorbeelden te noemen waarbij onderzoekskosten wél verhaald konden worden op de werknemer. Die kosten moeten in (causaal) verband staan met het handelen van de werknemer. Indien een werkgever voorts kan aantonen dat de kosten noodzakelijk en redelijk waren en de kosten goed specificeert, is de kans groot dat de kosten worden toegewezen, ook indien deze de waarde van de gestolen goederen overstijgen. Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 oktober 2012.